Nu 80 jaar geleden, gedenken en vieren wij nog steeds de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog.
Deze oorlog liet diepe sporen na in de Nederlandse samenleving. Onderdrukking, vervolging en verzet bepaalden het leven van miljoenen. Minder bekend, maar zeker noemenswaardig, is de geschiedenis van de Vrijmetselarij in Nederland gedurende deze periode. Deze eeuwenoude, humanistische broederschap werd al snel na de Duitse inval verboden. Toch bleven haar idealen – vrijheid, verdraagzaamheid en broederschap – voortleven, zowel in het geheim als in de harten van haar leden.
Wat is Vrijmetselarij eigenlijk?
De Vrijmetselarij is een spirituele en ethische leerschool, waarin persoonlijke ontwikkeling en morele bewustwording centraal staan. In besloten loges komen leden – ‘vrijmetselaren’ – samen om rituelen uit te voeren en te reflecteren op universele waarden.
De orde kent geen dogma’s, is niet gebonden aan religie of politieke overtuiging, maar vraagt van haar leden wel een streven naar waarheid, gerechtigheid en menselijkheid.
Sinds de oprichting van de eerste Nederlandse loges in de 18e eeuw, hebben tal van invloedrijke figuren zich aangesloten bij deze beweging. De loges bieden ruimte voor filosofisch denken, maatschappelijk engagement én onderlinge steun.
De bezetting: verbod en verdrukking
Met de inval van Nazi-Duitsland in mei 1940 begon ook voor de Nederlandse Vrijmetselarij een periode van zware repressie. De nationaalsocialistische ideologie beschouwde de Vrijmetselarij als een gevaarlijke, ‘joods-liberaal-humanistische’ invloed. Adolf Hitler had reeds in “Mein Kampf ‘zijn afkeer van de Vrijmetselarij geuit. In zijn ogen werkten vrijmetselaren, joden en marxisten samen tegen het “Germaanse ras”.
In september 1940 werd de Vrijmetselarij in Nederland officieel verboden. De bezetter confisqueerde logegebouwen, plunderde archieven en verbood bijeenkomsten. Leden werden geregistreerd, geïntimideerd en in sommige gevallen vervolgd – vooral wanneer zij ook politiek actief waren, joodse wortels hadden, of betrokken raakten bij het verzet.
Toch verdween de geest van de Vrijmetselarij niet. Velen bleven elkaar in het geheim steunen, en enkelen lieten zich leiden door hun morele kompas om hulp te bieden aan vervolgden en onderduikers.
Moreel kompas in tijden van duisternis: persoonlijke inzet
Hoewel de Vrijmetselarij als organisatie geen gecoördineerd verzet bood, het was simpelweg te gevaarlijk, individuele leden speelden vaak een belangrijke rol in verzetsactiviteiten of maatschappelijke steun.
De rol van de Vrijmetselarij tijdens de oorlog is er één van stilte en standvastigheid. Er was geen luid verzet, geen open manifestaties. Maar in de levens van haar leden zien we de uitwerking van haar idealen: menselijkheid, waardigheid, broederschap en de moed om, zelfs onder dreiging, het juiste te doen.
In een tijd waarin conformisme en angst vaak de boventoon voerden, herinneren deze verhalen ons eraan dat echte kracht soms schuilt in morele vastberadenheid. En dat zelfs onderdrukte stemmen door hun handelen geschiedenis kunnen schrijven.
Zo herdenken wij o.a.:
Gijsbert van Hall – Broederschap in de praktijk
Gijs van Hall, zelf vrijmetselaar, zette zich tijdens de oorlog in voor het financieel verzet. Via geheime geldstromen hielp hij het ondergrondse verzet én mensen in onderduik. Zijn broer Walraven, hoewel zijn lidmaatschap niet officieel bevestigd is, werkte met hem samen en werd later terecht de ‘bankier van het verzet’ genoemd. Walraven werd in 1945 gefusilleerd door de Duitsers. Zijn moed en rechtvaardigheidsgevoel belichamen het morele ideaal waar de vrijmetselarij naar streeft.
George van den Bergh – Vrijheid als hoogste goed
Jurist en senator George van den Bergh, vrijmetselaar en humanist, gebruikte zijn stem als academicus om te pleiten voor democratische waarden. Hoewel hij niet op straat vocht, leverde hij een strijd van woorden en ideeën, die na de oorlog van onschatbare waarde bleek voor de herinrichting van een vrije samenleving.
Hermannus van Tongeren – Moedig en standvastig gedrag
Een vrijmetselaar hoefde niet te vrezen voor zijn leven, mits hij zich bij het verbod neerlegde en niet tegen de bezetter in actie kwam. Maar veel Broeders hielden aan hun idealen vast, waaronder Grootmeester Hermannus van Tongeren, landelijk voorzitter van het Grootoosten.
Hij weigerde naar Engeland uit te wijken en samen met een oud-KNIL vriend, de Joodse Isaac Troostwijk, maakte hij kort na de bezetting al verzetsplannen. Ze ontwikkelden een geheime code, een mengsel van vrijmetselaarsgeheimschrift en een militaire code. Via zijn dochter, Jacoba, kwam Van Tongeren in aanraking met Vrij Nederland. Hij reikte het verzet een netwerk van betrouwbare logeleden aan en wist een kapitaal vanuit de vrijmetselaarskring te verstoppen. Van Tongeren werd in 1940 opgepakt en overleed in Sachsenhausen.
En zo zijn er vele anderen……
Na de oorlog: Herstel en Herinnering
Na de bevrijding in 1945 stond de Vrijmetselarij voor een moeilijke opgave: herstel van structuur en spirituele continuïteit. Gebouwen lagen in puin of waren geplunderd, archieven waren vernietigd, en sommige broeders keerden niet terug uit gevangenschap of onderduik.
De wederopbouw was meer dan fysiek herstel. Binnen loges werd ruimte gecreëerd voor herinnering, verwerking en ethische reflectie. Rituelen en bijeenkomsten gaven woorden aan rouw én aan hoop. In die zin droeg de Vrijmetselarij bij aan de morele rehabilitatie van de Nederlandse samenleving.
Bronnen: Orde van Vrijmetselaren, NIOD, diverse biografieën